Dat laatste is, wat je zou kunnen noemen, een ontwikkeling.
Wij, noorderlingen, ondergingen tot voor kort immers zwijgend
ons lot. Dat we dat niet meer doen juich ik toe, al moeten we nog wennen aan
onze rol. De jarenlang opgekropte woede spuwen we er op dusdanige wijze uit dat
elke noorderling die op televisie komt ondertiteld moet worden.
In die presentatie, realiseerde ik mij, ligt ons grootste probleem.
De Groninger is in wezen niet veel anders dan een
Amsterdammer, behalve dat we onszelf slecht verkopen.
Een karaktereigenschap die er met de generaties is ingesleten,
om niet te zeggen ingeramd. De oorzaak is, uiteraard, geografisch.
Wij wonen in een wingebied. De naam Veenkoloniën, om een
voorbeeld te noemen, heeft dezelfde klank als Overzeese Gebiedsdelen, de Oost,
de West. Je gaat erheen en je gaat erheen om wat te halen: in ons geval turf,
gas, zout. Een wingebied heeft als eigenschap: iedereen wordt er rijk
van, behalve jij, de inlander.
Dat doet iets met je.
Als mens.
Als Groninger.
Wat er bij ons is uitgefokt, dankzij decennia van
onderdrukking en uitbuiting, is zelfvertrouwen. Dat heeft geleid tot de bekende levenshouding:
’t was niks, ’t is niks en ’t wordt niks.
We proberen het al niet eens meer.
Als er een vacature is en de Groninger voldoet aan negen van
de tien criteria, dan denkt hij: dat gaat hem niet worden.
Als een Amsterdammer aan één van de tien functie-eisen
voldoet, denkt hij: hé, net iets voor mij. Overbodig te vermelden dat hij de
baan krijgt.
Ik groeide op in Stadskanaal. Dat was, toen Philips er nog
zat, even een succesverhaal. Mijn vrienden woonden aan de Elektronikaweg, of in
de Marconiflat. Inmiddels werkt iedereen bij Wedeka. Dat staat voor
Werkvoorziening De Kanaalstreek. De grootste werkgever in Zuidoost-Groningen.
Dat zegt iets over een streek.
Paul Witteman beweerde dat Stadskanaal onmogelijk een genie
zou kunnen voortbrengen. Hij had gelijk. Naast mezelf kom ik niet verder dan
Cornelis Dopper, Geert Teis, Simon van Wattum en Henk Scholte.
Dat is niet veel in 250 jaar.
Zelfs Onderdendam doet het met Klaas Knot beter. Het restaurant
in dat dorpje heeft een ster. Wij komen in de Veenkoloniën niet verder
dan chips eten en dat doen we zoveel dat Tweede Kamerlid Agnes Wolbert zich
grote zorgen maakt.
De Veenkoloniën zijn een beetje symptomatisch voor Groningen. Wij
eten chips omdat we er niet meer in geloven. Daar gaat het mis. Want als wij
het zelf niet doen, waarom zouden anderen dat wel?
Het moet dus anders.
Het klinkt misschien gek voor een Oost-Groninger, maar ik
ben van het type: succes is een keuze. Ik kom uit een arbeidersgezin en begon
na mijn diensttijd als drukker bij de Winschoter Courant. Al op de eerste dag,
toen ik de inkt onder mijn nagels eens bekeek, wist ik: dit ga ik niet heel
lang volhouden.
Zie waar ik nu sta. In Café De Sleutel. Iedereen moet naar
mij luisteren en ik krijg er nog voor betaald ook.
Tuurlijk ligt het aan Den Haag, Henk Kamp, aan de NAM, aan alle
kabinetten voor de huidige en nog een keer aan Henk Kamp, maar de Groninger moet
ook eens naar zichzelf wijzen.
Er komt geld deze kant op. Meer dan honderd miljoen uit
Europa en eerder dit jaar is 1,2 miljard euro toegezegd. Met dank aan Max van
den Berg. Die riep op zeker moment dat we één miljard wilden en even later lag
er 1,2. Dat ging zo gemakkelijk dat ik dacht: je had beter 2 miljard
kunnen roepen. Dat dacht hij zelf blijkbaar ook, want vrij kort nadat er wat
huizen in de stad stonden te schudden, riep Van den Berg: 2 miljard.
Ook dat juich ik toe, maar ik wil wel waarschuwen dat we - en
deze vergelijking is niet van mezelf maar van een van mijn vrienden van de
Zwarte Mannen – niet de straatmuzikant worden die telkens met zijn bakje
rammelt, maar nooit eens met een ander deuntje komt.
Oftewel: we moeten plannen maken.
Goede plannen.
Wat wij moeten doen is een duikboot in het Slochterdiep
verzinnen.
Dat is wat een architectenbureau voorstelde op een informatiebijeenkomst
over de aanpak van centrumplan en haven van Slochteren. Het idee was: doe iets
raars, dat trekt volk en volk betekent inkomsten.
Ik beken dat ik die avond naar goed Gronings gebruik ook hard
heb staan lachen. Omdat we vreemdelingen liever zien gaan dan komen. Maar de
architect had gelijk.
Grote industrie is een illusie, de landbouw ligt op zijn
gat, de kenniseconomie is ergens anders altijd groter en bodemschatten zijn een
keer op. Blijft over: toerisme en recreatie.
De rest van Nederland ziet Groningen al als een ver land en
in plaats van dat we uitgebuit worden, moeten we dat gegeven uitbuiten.
De basis ligt er. Rust en ruimte, dorpjes waar in honderd
jaar niks is veranderd en een wereld aan vergezichten, met als toppunt de lucht
achter Oethoezen. Om het af te maken moeten we wat trekpleisters verzinnen.
Unique selling points.
Een duikboot in het Slochterdiep.
Denk aan de scheve toren van Pisa, Legoland en stadion Camp Nou
en ik zeg: Megadoolhof in een onderaardse zoutkoepel.
Zeg Masai Mara en Serengeti en ik zeg wildpark Fivelingo. Geef
nog meer grond terug aan de natuur. Laat de wolven maar komen. Op Safari in het
hoge noorden. Westerlingen op zoek naar onze Big Five: de wolf, de marterhond, ‘t
wild zwien, ‘t haalf schoap en de boekou.
Creëer niet alleen een gaskenniscentrum bij Loppersum, zet
er een gaspretpark naast. Met aardbevingssimulator en doedingetjes als
‘affakkelwedstrijden’, ‘maak gas met je eigen lichaam’ en seminars over zaken
als ‘Hoe besteed ik de aardgasbaten wél op een goede manier’.
Als Hennie van der Most een Duitse kerncentrale ombatterijt
in Kernwasser Wunderland, als John Franke de Prins Bernhardhoeve verandert in een
zandsculpturenpark, dan moeten wij dat ook kunnen.
Drenten zijn echt niet slimmer.
Uiteraad heb ik ook een idee voor de stad. Aangezien niemand na bijna tien jaar zelfs maar het begin
van een idee heeft over wát er precies in het Groninger Forum moet komen zal ik
het maar zeggen: een gamepaleis.
Ik zie mijn zoons van 11 en 7 en ik zeg: gamen.
Daar kun je van alles omheen hangen: film, beeldende kunst,
muziek, theater. Zelfs geschiedenis. Want de tijd is rijp voor eigen games. We
gaan ze maken in het Forumlab.
De Groninger wil niet een game met de Terminator, maar met Staarke
Derk van t Botterdaip. De groentenkweekgame Mien Toentje wordt een succes, van
de avonturen van Johan Willem Ripperda moet een bloederig spel te maken zijn en
de moeder aller Groningse onderwerpen is natuurlijk: Bommen Berend.
Voor Friezen is iets te verzinnen met skutsjes en kaatsen,
voor Drenten iets met hunebedden gooien en Ellert en Brammert en ga zo maar door. Wij
gaan games op maat maken voor het hele land.
Technisch is het mogelijk. Je moet het alleen doen.
Wat ik niet wil horen is: dat wordt niks.
Dat heb ik namelijk geleerd in stad. Ik begon in 2000 bij de
Groninger Gezinsbode. Kees van Twist was net directeur van het Groninger
Museum. Goed, de rekeningen klopten achteraf niet helemaal, maar de bomen
reikten tot aan de hemel en iedereen kwam deze kant op. Van Joan Collins tot Gorbatsjov.
Wat ik nooit vergeet is de eerste vraag die hij aan zijn medewerkers
stelde: wat wil je, wat is je droom? Die medewerkers waren Groningers en die
begonnen hun antwoord natuurlijk met: …dat lukt toch niet… maar Van Twist zei: wil
ik niet horen. Zeg het maar. Ik regel het.
Zo moeten wij, Groningers, gaan denken. Alleen laten we het
Kees niet meer regelen, of Henk Kamp, of Jetta Klijnsma. Wij gaan het regelen. Willen is kunnen. Kunnen is doen.
We hebben een bewogen jaar achter de rug, het wordt tijd dat
we zelf in beweging komen.
Mooi! Als import-Groninger hoop ik dat meer en meer mensen in beweging komen. Ook voor eigen gewin.
BeantwoordenVerwijderenGoed stuk! Ik schaam mij als geboren en getogen Groniger een beetje dat ik naar Amsterdam ben verhuisd. U slaat met dit artikel de spijker op zijn kop. Mijn reden om te verhuizen was dat er buiten Groningen (stad) vrijwel niets te doen is, tenzij je voor je rust en ruimte komt.
BeantwoordenVerwijderen