De garagehouder keek bedenkelijk. Het zat hem al niet lekker dat hij mij een leenfiets meegaf in plaats van een leenauto, maar er zat ook nog een bochel in het achterwiel.
‘Nou en?’
‘Dat vind ik geen goede service naar jou toe.’
Ik zei dat ik daar niet wakker van lag. Hij reed toch? Als
hij eens wist op wat voor tweewielers ik mij door het leven had gefietst. Soms
waren dat niet eens meer tweewielers. Ik vroeg waar dat ding stond, dat bleek
voor de showroom, waar ik al de hele tijd naar had staan kijken, stapte op en karde
naar huis.
Het reed inderdaad wat ongemakkelijk, maar dat had minder
met de bochel te maken dan met het loopvlak dat op twee plekken losliet. Dat
maakte een raar flappend geluid, alsof er een grote vogel naast me vloog. Toen
ik me had verzekerd dat de band niet zou barsten ging ik verder met me verbazen
over dat de garagehouder zich zorgen maakte over wat ik doorgaans ‘een stukje
service naar de mensen toe’ noem.
Die term gebruikten mijn collega’s en ik een tijdje te pas
en te onpas. Als ik koffie ging halen vroeg ik of de anderen ook wilden, ‘voor
een stukje pauzebeleving naar de collega’s toe’. Als ik zei op tijd naar huis
te gaan om mijn zoons op te halen, noemde ik dat ‘een stukje ouderschap naar
de kinderen toe’. Als je even zat te facebooken was dat voor ‘een stukje social
media naar de mensen toe’.
De kreet is een overblijfsel van de ontelbare zakennieuwtjes
die we voor de krant maakten. Dan was er een nieuwe winkel, uitbreiding of een behaald
kwaliteitscertificaat en als je dan vroeg wat de zaak onderscheidde van anderen
in die branche klonk het altijd: ‘Net even dat extra stukje kwaliteit en een
extra stukje service naar de mensen toe.’
Alle ondernemers zeiden het. Ik tikte het braaf op, het was
wel je brood.
Als je de week erop echter met je auto bij om het even welke
garage kwam wekten ze de indruk dat ze liever hadden dat je ter plekke doodviel
met je gezeur. Het kon nooit dezelfde dag, morgen werd ‘heel moeilijk’. Meestal
‘begin volgende week’: ,,En je bent hem een dag of wat
kwijt. Leenauto? Heb je niemand die je kan ophalen?’
De monteurs zaten gewoon niet op jouw auto te wachten. Ingewikkeld
kijken moet onderdeel van de opleiding zijn. Dat kan niet anders. De rekening
was meestal ter hoogte van het overnamebedrag voor de hele vestiging, inclusief
bodemsanering en achterstallig jaarsalaris en dertiende maand voor het complete
personeel.
Op de een of andere manier had ik altijd het gevoel dat ik werd
verneukt. Dat kon ik nooit staven omdat ik de ballen verstand van techniek
heb, maar er zijn toch rekeningen geweest. Je moest altijd je telefoonnummer
doorgeven, maar je werd nooit gebeld. Al was de hele voortrein vervangen omdat de
boel bij het schoonblazen van de remblokken toch open lag, informeren of het
goed was ho maar. Als je er iets van zei ging de blik op dead pan. Betalen en
bek houden.
De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat ik lang in wagens reed van
een weinig gangbaar type en van een zekere leeftijd. Dat is vragen om
problemen. Een van de mooiste, een Range Rover, deed enorm van ‘kloink’ als ik
hem in de achteruit zette. Er zat een V8 in en toen op zeker moment de koppakking
lekte, durfde niemand eraan. Ik moest naar Westerbork en van daaruit met het
openbaar vervoer weer naar Winschoten. Het ruitewissermechanisme van de Toyota
Landcruiser uit 1978 kwam met de boot uit Afrika en het reservewiel van het
Suzuki-jeepje had de Asser garagehouder uitgeleend. Wanneer ik die kon ophalen?
Ik moest maar bellen wanneer het hun schikte. Dat ik tot twee keer toe vergeefs
richting de Drentse provinciehoofdstad reed, daar was hij niet mee bezig. Wat
nou stukje service?
Dankzij die grappenmakers bel ik nog steeds met angst en
beven bij ‘een rammeltje onder de motorkap’. Al ligt dat niet aan mijn huidige garage. Hij woont in het dorp en we behoren tot
dezelfde vriendenkring. Hij kan me dus niet verneuken. Ik hem trouwens ook
niet.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten