Dat kan via acvs@kpnmail.nl, website www.vv-seta.net en de Facebookpagina 60 jarig bestaan v.v. Seta (link), waarop regelmatig nieuwe informatie verschijnt.
Aanmelden kan ook via: Jan Abee 06-22231169 (feestcommissie) of Jan Hartman 06-15519871 (clubvoorzitter).
Ik heb zelf heel lang bij Seta gevoetbald. Het is de club met de meest geografische aanduiding in de naam: Sportclub Eerste exloërmond Tot Afdraai. Al spraken de tegenstanders van: Schopt En Trapt Alles. Zelf vond ik een door een vriendje beacht Sportieve En Technische Atleten wel mooier.
Mijn belevenissen bij de club inspireerden tot veel verhalen in de bundel 'De dronken rechtsbuiten' en min of meer ook tot mijn enige voetbalroman tot dusver, FC Hopeloos. En wellicht als extra motivatie om vooral naar de reünie te komen hieronder een verhaaltje uit de oude doos.
Borsten van papier
Of het de trainer zelf was weet ik niet meer, maar op een
zaterdag kwam iemand de kleedkamer binnen met een verrassing. Twee borsten van
papier, met knoerten van tepels. De boodschap was: wat de uitslag straks ook is,
hier hebben jullie alvast twee punten.
Voetbalhumor, ja. Wat ik vooral bijzonder vond was dat die iemand
dus een avondje bezig is geweest die dingen te maken. Wat ongetwijfeld voor opgetrokken
wenkbrauwen bij moeder de vrouw aan de keukentafel heeft gezorgd.
‘Wát ben jij aan het doen?’
‘Ach, ik maak even twee titten. Je weet wel, stukje
psychologie. Die idioten begrijpen maar niet wat ik bedoel. Als het over seks
gaat snappen ze het wel.’
Of het een zege heeft opgeleverd ben ik vergeten. Dat soort
creativiteit was doorgaans niet aan ons besteed. Wij konden meer met teksten
als: ‘Kom op jongens! Der bovenop vandoage! Veur mekoar knokken! Beuk hom deur de panty! Allah Akbar!’
Waarschijnlijker is dat we die dag kansloos het schip in
zijn gegaan en ik de hele wedstrijd aan borsten heb lopen denken.
Het was niettemin een originele gedachte en als trainer moet
je wel eens wat. Gevraagd naar zijn tactiek riep Ernst Happel vroeger: ‘Táctiek?
Geloel. Ik heb kain tactiek. Ik heb Coentje, Wiellem en Rinoes. Zij roegelen
das wohl.’
Omdat negentig procent van alle elftallen geen Coentje, Wiellem
en Rinoes hebben, maar de linies vullen met Derken, Gezinussen en Onno’s, kan
een tactisch praatje of een briljante ingeving wel eens helpen.
In de meer dan 35 jaar dat ik heb gevoetbald is alles langs
geweest. Van zinvolle omzettingen tot minder zinvolle, zelfs desastreuze
omzettingen. Van een normale analyse tot getier en bijna elke trainer liep
minimaal een keer de kleedkamer uit in de rust, in de hoop dat we ons de ernst
van de situatie realiseerden. Ook dat pakte meestal verkeerd uit, want dan gingen
we door elkaar zitten schreeuwen.
Van al die jaren is me vooral bijgebleven dat de trainer van
dienst tijdens het kopje thee constateerde dat de ‘eindpass’ niet goed was. We
speelden best aardig, tot aan de eindpass. Die eindpass wás gewoon niet goed,
jongens! Ineens had iedereen het over de eindpass. Inderdaad, die
$#%&^^%***-eindpass! Dat we daar niet eerder aan hadden gedacht! We moesten
als de sodemieter aan die eindpass werken! Wekenlang gingen
de gesprekken over de eindpass. Tot in de kantine. Wat bleek: ook bij het
tweede, derde en vierde was die eindpass niet goed! Niemand bij de club had het
nog over iets anders. Dat bijna alle passen niet goed gingen werd voor het
gemak vergeten. Het ging om die eindpass! Op zeker moment serveerden ze zelfs
een patatje eindpass, waarbij de mayo en ketchup als een streep over de frieten
lagen.
Het leukste idee was echter – bij een andere trainer – het plan
dat onze voorstopper de bal bij de aftrap meteen met een enorme hijs naar voren
knalde en wij moesten
dan als gekken ook die kant op rennen. Met deze shock and awe-tactiek zou de
tegenstander het in zijn broek doen van angst en konden we direct
scoren. We hebben het een heel seizoen gedaan. Het leverde louter doeltrappen voor de tegenstander
op, maar ik vond het elke keer een geweldige happening.
P.S. Zoals trouwe lezers gemerkt zullen hebben post ik even geen blogs meer. Ik schrijf tegenwoordig columns voor het Dagblad van het Noorden en twee stukjes op een dag wordt te veel van het goed.