Streetwise als ik ben sleurde ik hem mee
naar een perkje met zand, want, zoals we allemaal weten, de ‘brand’
minimaliseer je het beste met zand. Dat wilde hij echter niet en hij schreeuwde
nog harder: ‘Dat wil ik niet!’
Dat ik mijn kind een hijs heb verkocht
Inmiddels keken alle ouders op het
schoolplein naar mij. Ik keek met een verontschuldigend gezicht terug, zo van
‘tja’. Ik denk altijd dat andere ouders in zo’n situatie denken dat ik mijn
kind een geweldige hijs heb verkocht. Maar dat doe ik alleen in gedachten.
Gelukkig kwam een moeder poolshoogte nemen, waarop ik ‘brandnetel’ fluisterde
en zij begrijpend knikte.
Ik probeerde hem enerzijds te troosten,
anderzijds vond ik het een goede levensles. Elk mens heeft zich wel eens pijn
gedaan aan een brandnetel, een natte broek gehaald met schaatsen, of is een
keer achternagezeten door de politie. We worden geboren en we gaan dood en in
de tussentijd gaat veel goed, maar er gaat ook veel mis. Dat hoort erbij. Dat
kun je een kind op zo’n moment echter niet duidelijk maken en hij wilde ook
niet geloven dat het vanzelf over zou gaan.
‘Het doet nú pijn! Auwauwauwauwauwau! Ik wil
naar mama!’
‘Dat kan niet, mama is aan het werk.’
‘Ik wil naar huis!’
‘Dat kan ook niet. We gaan zo naar Assen,
naar het leger, weet je nog? Met coole helicopters.’
‘Ik wil alvast in de auto zitten.’
‘Dat kan wel.’
In gesprek met de beheerder
Ik moest denken aan het gesprek dat ik eens
had met de beheerder van een stadstuin in Groningen. Ik verbaasde me over het
natuurparkje, dat zo mooi verscholen lag tussen de huizenrijen. Er was van
alles, bomen, speelplekken, plantjes, noem maar op, ter lering ende vermaeck.
De gids vertelde dat kinderen zich er wel eens aan brandnetels prikten. Dat
vonden de ouders niet kunnen en zij meenden dat hij maar moest zorgen dat het
onkruid weggehaald werd. Dat vond hij belachelijk: jeugd moest leren wat
brandnetels waren.
Daar was en ben ik het helemaal mee eens, al
duurde het gekrijs van Reyer erg lang. Het hield pas op na de belofte aan snoep
en dat hij achter de smartphone van
pappa mocht. Ook deed mijn andere zoon Hunter een positieve duit in het zakje
door hem iets te geven uit een puutje slik dat hij
had gekregen van een jarig klasgenootje. Bijzonder. Normaal gesproken laten ze
zich liever kielhalen dan iets te delen.
Pauze tussen de huilbuien
De pauzes tussen de huilbuien werden
langzaam aan groter en tussen het snikken door bekende Reyer dat ie zich van de
schrik ook een beetje in de broek had geplast. We moesten daarom toch nog bij
huis langs, voor een schone broek en onderbroek, waarna we later dan gepland
Assen bereikten en te laat waren voor de luchtlanding. De heli’s zagen we in de
verte wegvliegen.
Later op de middag deden zijn vingers ‘nog
maar een beetje pijn’ en toen ik even in mezelf lachte, vroegen mijn zoons wat
er aan de hand was.
‘Reyer heeft nog geluk. Een vriendje van
papa plaste eens tegen schrikdraad.’