donderdag 21 april 2016

Als we de jongste bij zijn school hebben afgezet slaan we vanaf de Zuiderweg de Gerard de Vriesstraat in. Rechts of links, vraag ik de oudste. Of via het Slochterdiep naar Groningen, of via de A7. Qua tijd maakt het niet zoveel uit, qua bochten wel. Links, zegt hij, langs het ‘vrolijke wiefke’. Ik kijk hem niet-begrijpend aan. O ja, zeg ik een seconde later, het werkmeisje.

Ze hoort bij de lui die al weken, maanden, aan het Slochterdiep werken. De vaarweg, nou ja, wordt verbreed en uitgediept en de walkanten versterkt. Heringericht, in ambtelijke termen. Dat is een fatsoenlijk woord voor: ‘we hebben er jarenlang geen kloten aangedaan, ook al klaagden kindertjes steen en been dat Sinterklaas elk jaar in een Kever cabrio bij de haven arriveerde omdat er zelfs geen platbodem meer door het diep kon, maar nu er eindelijk Europees geld is doen we er wat extra’s bij’.

En waarom kan het nu ineens wel?

Tja.

We zijn er overigens blij mee, want het verbrede Slochterdiep loopt nu door prachtig moerasgebied en nu maandenlang baggeren en verbreden zijn werklieden bezig met de walkanten en dat betekent drie graafmachines op de rijbaan en veel oponthoud, maar dat vinden we niet erg. De beloning is er in de vorm van zwaaien naar het vrolijke wiefke.

Zij is een jonge vrouw in werkkleding die wij weten niet wat staat te doen bij de graafmachines. Wij denken: alleen verkeer regelen, maar wat leuk aan haar is dat ze altijd zwaait. Dan zwaaien wij terug en dan beginnen wij de dag vrolijk.

Soms staat ze met de hand omhoog. Dan moeten we wachten omdat van de andere kant verkeer komt. Dat duurt nooit lang. Dan wenkt ze: kom maar mensen.

Dan geven wij gas. Maar niet te veel, want wij willen ook dat ze ons ziet, mijn zoon en ik. Vinden we leuk. Wat we eigenlijk niet willen weten is dat ze natuurlijk net zo vrolijk zwaait naar andere automobilisten.

Ze is trouwens sinds een paar dagen niet de enige werkmens in oranje hesje. Bij haar staat een grote donkere meneer en vandaag keek het vrolijke wiefke niet naar het verkeer, maar naar iets wat die nieuwe collega op een smartphone liet zien. Dat zint ons niet. Die man moet daar mee stoppen. Desnoods zoekt-ie naar ander werk. Wij willen dat als wij er langs rijden, het werkmeisje naar ons zwaait. Dan zwaaien wij terug en beginnen wij de dag vrolijk.

1 opmerking: